Artikelen © Diana Vernooij 1999

terug naar Artikelen

Zonder beproeving geen meesterschap,

de duivel op het spirituele pad

Artikel 4 in 1, december 1999

Marcus 1 :1-15
Mattheus 4: 1-11

Toewijding, herkenning en beproeving, ieder mens die een zware taak op haar of zijn schouders neemt leert ze kennen. Toewijding is de kracht om je met heel je hart en ziel te geven. De herkenning van de buitenwereld geeft je de ruimte om te doen wat je moet doen. En de beproeving zorgt voor de aardse, alledaagse realiteit: ben je inderdaad zover, ben je in staat om je taak tot een goed einde te brengen?
Je kunt ze ook noemen: overgave, gezien worden, getest worden. Zonder toewijding is er versnippering van krachten, zonder overgave is er een reserve in je die voor afstandelijkheid zorgt. Als je niet gezien wordt ben je een roepende in de woestijn, een mislukt genie: je zult je krachten verspillen. Zonder test geen stevigheid, zonder beproeving geen meesterschap.
Diezelfde drieslag van overgave, gezien en getest worden, komen we tegen in het evangelie dat rond de Kerst wordt gelezen. Parallel aan de verhalen over zijn geboorte lezen we over de start van het openbare leven van Jezus.
Jezus laat zich dopen door Johannes de Doper en geeft zich daarmee over aan zijn weg. Johannes herkent hem als degene die zal dopen met Heilige Geest. Het verhaal gaat verder dat de hemel jubelt. En terstond drijft de Geest hem in de woestijn waar hij door Satan op de proef wordt gesteld.
Zo start zijn actief openbaar leven.

In 'Zen en de kunst van het boogschieten', wordt verhaald van een leerling (de auteur) die in Japan leert boogschieten van een zenmeester. De kunst van het boogschieten is zo te leren schieten dat de boog als het ware zichzelf schiet, door middel van de boogschutter. Lang duurt de tijd van toewijding en oefening. De krachten van de boog moet hij leren kennen en meer nog -hij moet leren er volledig ten dienste van te staan. De boogschutter moet leren zich ondergeschikt te maken aan de boog. Zolang hij nog wil schieten, doel wil raken, zolang hij zijn best doet, zich inspant, bereikt hij niets.
Dan breekt het moment aan dat zijn schot een waar schot is en zijn meester buigt. Ogenblikkelijk zwelt de leerling van trots en schiet hij lange tijd slechter dan ooit tevoren. In het zenboeddhisme spreekt men in dit soort gevallen van 'De stank van zen', dat is het stadium waarin een leerling iets begint te bereiken met zijn beoefening en onmiddellijk naast zijn schoenen gaat lopen van trots en misplaatste heiligheid. Hij identificeert zich met zijn kunst. Juist datgene dat hij bereikte: volkomen ondergeschikt te zijn aan de boog, maakt hij in zijn geest tot een behéérsing van de boog. Daarmee verliest hij onmiddellijk wat hij had bereikt.
Zoiets stel ik me voor dat Jezus overkwam. Hij staat aan het begin van zijn actief leven, aan het begin van zijn 'coming out'. Hij schijnt dertig jaar geweest te zijn, dat is dus een tijd van lange voorbereiding. Dan is het moment gekomen dat hij kan zeggen: hier ben ik en ik heb jullie iets te tonen. Hij moet daar gestaan hebben, helder van geest en volovergave aan de taak die hij gaat uitvoeren.
Dan wordt hij herkend als de profeet, als het kind van God waarop iedereen heeft gewacht. Johannes roept het uit: 'Ik heb uw doopsel nodig, en gij komt tot mij?'. En zodra hij is gedoopt jubelt een stem uit de hemel: 'Gij zijt mijn kind, mijn veelgeliefde in wie ik welbehagen heb'.

Hoe moet dat zijn voor een mensenkind om herkend te worden als zoon van God? Niets menselijk is hem vreemd. Het moet iets als zijn ego zijn geweest, dat van binnen opgezwollen raakte. Er moet een valse toon zijn gaan klinken in de zuiverheid van zijn geest.
Hij heeft het herkend en is de confrontatie ermee aangegaan, in de stilte en de eenzaamheid. De Geest dreef hem naar de woestijn om de beproevingen te doorstaan. De kunst van beproevingen is om ze te herkennen voor wat ze zijn. Tijden heb je geoefend, jezelf dienstbaar gemaakt aan hetgeen je wilde bereiken. De moeilijkheden heb je doorstaan, je bent er niet voor weggelopen, je bent niet gevlucht. Als je een spiritueel pad gaat besef je keer op keer je dienstbaarheid aan de wereld. Telkens besef je dat het je eigenwaan is, dat je in de weg staat om er voor anderen te zijn.
Je hebt al je liefde, je mededogen en warmte nodig om je hoogmoed en het oordeel over jezelf te doen smelten. Pas als je eigenwaan is verdwenen kun je een oprecht antwoord geven aan het lijden en de onrechtvaardigheid in de wereld.
Dan breekt het moment aan, en je krijgt iets: erkenning, een godservaring, applaus. Als een dreun in je gezicht komt dat aan. Je al-te-menselijke-wens om geweldig te zijn, je verlangen voor eeuwig gelukkig te zijn -je dacht het achter je te hebben gelaten, maar het slaat je links en rechts om je oren.
Even dacht je er alsnog onderuit te kunnen. Even dacht je verheven te zijn boven pijn en verdriet en het gewone dagelijkse leven. Even dacht je super(wo)man te zijn. Na dat moment van helemaal vol en puur zijn, dook de duivel op. Van binnenuit, dat moet van binnenuit zijn, er is geen duivel buiten ons. En Jezus trekt het boetekleed aan. Hij gaat de woestijn in om te vasten, om die duivel - die inmiddels zijn schuilkelders weer heeft opgezocht - naar buiten te lokken.

Geduldig vasten maakt je rijp voor de confrontatie: helder door het verdwijnen van de dagelijkse pantsers, geconcentreerd door de voortdurende aandacht en kwetsbaar door de lichamelijke zwakte. Dan komt hij te voorschijn, als wanhoop, als angst of haat, hebzucht, jaloezie of arrogantie, als ondraaglijke verveling -de duivel kan vele vormen aannemen. Veertig dagen duurde het voor de duivel Jezus drie keer beproefde. Eerst is er de verleiding om het vasten op te geven, te gaan eten en weer gewoon mens onder de mensen te zijn. En hij kiest voor de weg van God.
Dan is er de verleiding om zich onkwetsbaar te wanen, superman, verheven boven alle pijn en menselijk falen. En hij beseft dat hij God en het lot niet kan tarten. Als laatste welt in hem de hoogmoed op het beter te weten dan anderen en het verlangen daaraan macht te ontlenen. En hij beseft 'nee', en maakt zich opnieuw dienstbaar aan de weg van God.
leder mens die een spiritueel pad gaat, die gestaag de weg beoefend, komt op momenten waarop er een omkeer gaat plaatsvinden, momenten van keus en coming out. Er komt een moment dat het inoefenen zich openbaart in uitoefenen. Geleidelijk aan groei je naar transformatie, naar een verandering die alles ondersteboven gooit. De hele puzzel blijkt op nog een andere manier in elkaar te passen. De luiken kunnen open, om alles wat binnen ontwikkeld is naar buiten te laten stromen op een ongekende manier. Dacht je dat Jezus voor zijn dertigste beseft had dat hij kind van God was, hét kind van God dat ons toont dat wij gered zijn?
En wij, wat is onze taak in deze wereld? Kunnen wij dat spirituele pad gaan van toewijding, van beoefening, van puur worden wie wij zijn? Kunnen wij dat moment van erkenning oproepen, kunnen wij wachten op het moment van herkenning, het vérwachten? Kunnen we de test doorstaan die ons met onze beide benen op de grond zet, die ons doet beseffen waar het om gaat: onze kwetsbaarheid te accepteren en dienstbaar te zijn aan rechtvaardigheid.

Diana Vernooij is voorganger in de katholieke basisgemeente de Duif te Amsterdam en directeur van bezinningscentrum De Tiltenberg te Vogelenzang.